1. NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Dysport 500 E, poeder voor oplossing voor injectie
2. KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING
Per injectieflacon 500 E Clostridium botulinum type A toxine-hemagglutininecomplex.
1 ng komt overeen met 40 eenheden.
Voor de volledige lijst van hulpstoffen, zie rubriek 6.1.
3. FARMACEUTISCHE VORM
Poeder voor oplossing voor injectie.
4. KLINISCHE GEGEVENS
4.1 Therapeutische indicaties
- Blefarospasmen bij volwassenen
- Hemifacialisspasmen bij volwassenen
- Spasmodische torticollis bij volwassenen
- Dynamische pes equinus (spitsvoet) misvorming veroorzaakt door spasticiteit bij pediatrische cerebral palsy patiënten van 2 jaar en ouder
- Symptomatische behandeling van focale spasticiteit van de bovenste ledematen bij pediatrische cerebral palsy patiënten van 2 jaar of ouder
- Symptomatische behandeling van focale spasticiteit van de bovenste ledematen bij volwassenen
- Symptomatische behandeling van focale spasticiteit van het enkelgewricht bij volwassenen na een beroerte of traumatisch hersenletsel
- Axillaire hyperhidrosis
- Urine-incontinentie bij volwassenen met neurogene detrusor overactiviteit als gevolg van een ruggenmergletsel (traumatisch of niet-traumatisch) of multiple sclerose, die regelmatig steriele intermittente blaassondage (‘clean intermittent catheterisation’, CIC) ondergaan.
Noot:
Vooraleer de behandeling met Dysport te starten moet de patiënt erop worden gewezen dat ook andere behandelopties bestaan (medicinaal, chirurgisch) en dat niet alle patiënten reageren op de behandeling met Dysport. Sommige patiënten kunnen ook enkel een gedeeltelijke symptoomverlichting ervaren.
4.2 Dosering en wijze van toediening
De eenheden zijn specifiek voor een product en niet verwisselbaar met die van andere botulinumtoxineproducten.
Dysport mag enkel toegediend worden door daartoe degelijk opgeleide artsen.
Het centrale zichtbare gedeelte van de rubberen stop moet onmiddellijk vóór het doorprikken van het septum met alcohol gereinigd worden. Hiervoor dient een steriele 23 of 25 Gauge naald gebruikt te worden.
Behalve voor de indicatie urine-incontentie als gevolg van neurogene detrusor overactiviteit (verderop specifieke instructies) zijn reconstitutie-instructies voor het bekomen van concentraties specifiek voor elke indicatie als volgt:
Resulterende dosering (E/per ml) | Diluent* per 500 E flacon |
500 E | 1 ml |
200 E | 2,5 ml |
100 E | 5 ml |
*bewaarmiddelvrije 0,9% (9 mg/ml) natriumchloride oplossing voor injectie
Voor spasticiteit bij pediatrische cerebral palsy patiënten, waarbij gedoseerd wordt in eenheden per kg lichaamsgewicht, kan verdere verdunning vereist zijn om het uiteindelijke injectievolume te bekomen.
Verdunningsinstructies voor urine-incontinentie als gevolg van neurogene detrusor overactiviteit:
Het eindresultaat na bereiding is dat de vereiste 15 ml gereconstitueerde Dysport oplossing voor injectie gelijk verdeeld is over twee 10 ml-spuiten: namelijk in beide spuiten 7,5 ml gereconstitueerde Dysport oplossing in dezelfde concentratie.
Na reconstitutie in de spuit moet het product onmiddellijk worden gebruikt.
- Voor de 600 E dosering:
Reconstitueer twee injectieflacons van 500 E elk met 2,5 ml bewaarmiddelvrije natrium-chloride 0,9% (9 mg/ml) oplossing voor injectie.
Trek 1,5 ml uit de eerste injectieflacon op in de eerste 10 ml-injectiespuit en trek 1,5 ml uit de tweede injectieflacon op in de tweede 10 ml-injectiespuit.
Voltooi de reconstitutie door 6 ml bewaarmiddelvrije 0,9% (9 mg/ml) natriumchloride oplossing voor injectie toe te voegen aan beide injectiespuiten en voorzichtig te mengen.
Dit resulteert in twee 10 ml-injectiespuiten die elk 7,5 ml bevatten, in totaal goed voor 600 E gereconstitueerde Dysport oplossing.
- Voor de 800 E dosering:
Reconstitueer twee injectieflacons van 500 E elk met 2,5 ml bewaarmiddelvrije 0,9% (9 mg/ml) natriumchloride oplossing voor injectie.
Trek 2 ml uit de eerste injectieflacon op in de eerste 10 ml-injectiespuit en trek 2 ml uit de tweede injectieflacon op in de tweede 10 ml-injectiespuit.
Voltooi de reconstitutie door 5,5 ml bewaarmiddelvrije 0,9% (9 mg/ml) natriumchloride oplossing voor injectie toe te voegen aan beide injectiespuiten en voorzichtig te mengen.
Dit resulteert in twee 10 ml-injectiespuiten die elk 7,5 ml bevatten, in totaal goed voor 800 E gereconstitueerde Dysport oplossing.
Blefarospasmen en hemifacialisspasmen
Dosering
In een dosisbepalende klinische studie in verband met het gebruik van Dysport voor de behandeling van benigne essentiële blefarospasmen was een dosis van 40 eenheden per oog zeer effectief. Een dosis van 80 eenheden per oog leidde tot een langere duur van het effect. De incidentie van plaatselijke bijwerkingen, in het bijzonder van ptosis, was evenwel dosisgebonden. Bij de behandeling van blefarospasmen en hemifacialisspasmen mag de maximale dosis de totale dosis van 120 eenheden per oog niet overschrijden.
Een mediale injectie van 10 eenheden (0,05 ml) en een laterale injectie van 10 eenheden (0,05 ml) dienen toegediend te worden ter hoogte van de verbinding tussen de preseptale en orbitale delen van zowel de bovenste (3 en 4) als onderste (5 en 6) orbicularis oculi-spieren van elk oog.
Om het risico op ptosis te verminderen, moeten injecties naast de levator palpebrae superioris vermeden worden.
Bij de injecties in het bovenste ooglid dient de injectienaald van het centrum te worden afgericht om de m. levator palpebrae te vermijden. Een schema voor hulp bij het plaatsen van deze injecties is bijgevoegd. Verbetering van de symptomen kan verwacht worden 2 tot 4 dagen na de injectie, met een maximaal effect binnen de 2 weken.
Ter voorkoming dat de symptomen terugkomen worden de injecties om de 12 weken herhaald of wanneer nodig, afhankelijk van de individuele patiënt, maar niet vaker dan om de 12 weken.
Bij deze herhalingsinjecties, als de respons op de initiële behandeling als onvoldoende wordt beschouwd, kan de dosis per oog worden vermeerderd tot 60 eenheden: 10 eenheden (0,05 ml) mediaal en 20 eenheden (0,1 ml) lateraal, 80 eenheden: 20 eenheden (0,1 ml) mediaal en 20 eenheden (0,1 ml) lateraal of tot 120 eenheden: 20 eenheden (0,1 ml) mediaal en 40 eenheden (0,2 ml) lateraal boven en onder elk oog op de eerder beschreven wijze. Er kunnen ook injecties gegeven worden op bijkomende plaatsen in de frontalis spier boven de wenkbrauw (1 en 2) als spasmen hier interfereren met het zicht.
Bij unilaterale spasmen dient de behandeling beperkt te blijven tot het aangedane oog. Patiënten met hemifacialisspasmen dienen op dezelfde wijze behandeld te worden als patiënten met unilaterale blefarospasmen. De aanbevolen dosissen zijn geschikt voor volwassenen van elke leeftijd alsook voor bejaarden.
Pediatrische patiënten
De veiligheid en doeltreffendheid van Dysport in de behandeling van blefarospasmen en hemifacialisspasmen bij kinderen werden niet aangetoond.
Wijze van toediening
Bij de behandeling van blefarospasmen en hemifacialisspasmen wordt Dysport gereconstitueerd met 2,5 ml natriumchloride (0,9%) oplossing voor injectie om een oplossing te bekomen die 200 eenheden per ml bevat.
Dysport wordt toegediend door middel van een subcutane injectie, mediaal en lateraal ter hoogte van de verbinding tussen de preseptale en orbitale delen van zowel de bovenste als onderste orbicularis oculi-spieren van elk oog.
Spasmodische torticollis
Dosering
De aanbevolen dosissen voor torticollis zijn geschikt voor volwassenen van elke leeftijd, op voorwaarde dat de volwassenen een normaal lichaamsgewicht hebben en geen aantoonbare lage nekspiermassa hebben. Een lagere dosis kan aangewezen zijn bij een patiënt met duidelijk ondergewicht of bij bejaarden die een verminderde spiermassa kunnen hebben.
De aanbevolen dosering voor de behandeling van spasmodische torticollis is 500 eenheden per patiënt. Deze hoeveelheid moet verspreid in de twee of drie meest actieve nekspieren worden toegediend. Injecties worden het meest toegepast in de sternomastoid spier, de splenius capitis en trapezius spier.
Voor rotatietorticollis: verdeel de 500 eenheden door 350 eenheden toe te dienen in de m. splenius capitis, ipsilateraal t.o.v. de richting van de kin-/hoofdrotatie en 150 eenheden in de m. sternocleidomastoideus, contralateraal t.o.v. de rotatie.
Voor laterocollis: verdeel de 500 eenheden door 350 eenheden toe te dienen in de ipsilaterale m. splenius capitis en 150 eenheden in de ipsilaterale m. sternocleidomastoideus. In geval van schouderelevatie kan een behandeling van de ipsilaterale m. trapezius of m. levator scapulaire eveneens noodzakelijk zijn afhankelijk van zichtbare hypertrofie van de spier of elektromyografische EMG-bevindingen. Als 3 spieren geïnjecteerd dienen te worden, verdeel de 500 eenheden als volgt: 300 eenheden in de m. splenius capitis, 100 eenheden in de m. sternocleidomastoideus en 100 eenheden in de derde spier.
Voor retrocollis: verdeel de 500 eenheden door 250 eenheden toe te dienen in elk van de m. splenius capitis. Bilaterale injecties in de m. splenii kunnen het risico op nekspierzwakte verhogen.
Alle andere vormen van torticollis zijn in hoge mate afhankelijk van de kennis van de specialist en van EMG om de meest actieve spieren te identificeren en behandelen.
EMG dient diagnostisch gebruikt te worden bij alle complexe vormen van torticollis, bij herevaluatie na mislukte injecties bij niet-complexe gevallen, en bij het begeleiden van injecties in diepe spieren of bij patiënten met overgewicht die moeilijk palpeerbare nekspieren hebben.
Voor volgende injecties kunnen de dosissen aangepast worden volgens de klinische respons en geobserveerde bijwerkingen. Dosissen tussen de 250 en 1000 eenheden worden aanbevolen, alhoewel hogere dosissen gepaard kunnen gaan met meer bijwerkingen, voornamelijk dysfagie. De maximaal toegediende dosis mag niet meer dan 1000 eenheden bedragen.
Verbetering van de torticollis symptomen kan binnen één week worden verwacht. De injecties mogen ongeveer om de 16 weken herhaald worden of zoals nodig om een respons te behouden, doch niet vaker dan om de 12 weken.
Pediatrische patiënten
De veiligheid en doeltreffendheid van Dysport in deze indicatie bij kinderen werden niet aangetoond.
Wijze van toediening
Bij de behandeling van spasmodische torticollis wordt Dysport gereconstitueerd met 1 ml natriumchloride (0,9%) oplossing voor injectie om een oplossing te bekomen die 500 eenheden per ml bevat. Bij de behandeling van spasmodische torticollis dient Dysport intramusculair te worden toegediend op de hierboven vermelde wijze.
Focale spasticiteit bij kinderen van 2 jaar of ouder
Dynamische pes equinus (spitsvoet) misvorming veroorzaakt door focale spasticiteit bij pediatrische cerebral palsy patiënten
Dosering
Dosering bij initiële en verdere behandeling dient afgestemd te worden op het individu, op basis van de omvang, het aantal en de locatie van de betrokken spieren, de ernst van spasticiteit, de aanwezigheid van lokale spierzwakte, de respons van de patiënt op de vorige behandeling en/of diens historiek van vermoedelijke bijwerkingen met botuline toxines.
De maximale totale dosis van Dysport toegediend per behandeling mag niet hoger zijn dan 15 eenheden/kg voor unilaterale onderste ledematen injecties of 30 eenheden/kg voor bilaterale injecties. Bijkomend mag de totale dosis van Dysport per behandeling niet hoger zijn dan 1000 eenheden ofwel 30 eenheden/kg, het laagste van de twee. De totale toegediende dosis moet verdeeld worden tussen de getroffen spastische spieren van de onderste ledemaat/ledematen. Indien mogelijk moet de dosis verdeeld worden over meer dan één injectieplaats in een enkele spier. Per injectieplaats mag er niet meer dan 0,5 ml Dysport toegediend worden. Zie onderstaande tabel voor de aanbevolen dosering.
Spier | Aanbevolen doseringsrange per spier per been (E/kg lichaamsgewicht) | Aantal injectieplaatsen per spier |
Distaal | ||
Gastrocnemius | 5 tot 15 E/kg | tot 4 |
Soleus | 4 tot 6 E/kg | tot 2 |
Tibialis posterior | 3 tot 5 E/kg | tot 2 |
Totale dosis | tot 15 E/kg/been |
Hoewel de precieze locatie van injectieplaatsen kan worden bepaald door middel van palpatie, wordt het gebruik van een begeleidende techniek voor het injecteren, zoals elektromyografie, elektrische stimulatie of echoscopie, aanbevolen.
Dysport behandeling dient herhaald te worden wanneer het effect van de vorige injectie is verminderd, maar niet vaker dan om de 12 weken. De meeste patiënten in de klinische studies werden tussen de 16 en 22 weken opnieuw behandeld. Bij sommige patiënten hield de respons langer aan, tot 28 weken. De ernst en het patroon van de spierspasticiteit op het tijdstip van de herinjectie kan aanpassingen vereisen op vlak van de Dysport dosering en de te injecteren spieren.
Focale spasticiteit van de bovenste ledematen bij pediatrische cerebral palsy patiënten
Dosering
De dosis bij een eerste en een vervolgbehandeling dient te worden aangepast aan de individuele patiënt op basis van de grootte van de spieren, het aantal en de locatie van de aangedane spieren, de ernst van de spasticiteit, de aanwezigheid van plaatselijke spierzwakte, de respons van de patiënt op de vorige behandeling en/of eerder opgetreden ongewenste bijwerkingen met botulinetoxines.
De maximale dosis Dysport die per behandelingssessie wordt toegediend voor unilaterale injecties, mag niet hoger zijn dan 16 eenheden/kg of 640 eenheden, afhankelijk van wat het laagst is. Voor bilaterale injecties mag de maximale dosis Dysport per behandelingssessie niet hoger zijn dan 21 eenheden/kg of 840 eenheden, afhankelijk van wat het laagst is.
De totale toegediende dosis dient te worden verdeeld over de aangetaste spastische spieren van de arm(en). Er dient niet meer dan 0,5 ml Dysport te worden toegediend op een enkele injectieplaats. Zie de onderstaande tabel voor de aanbevolen doseringen:
Dosering van Dysport volgens spier voor spasticiteit in de bovenste ledematen bij kinderen
Spier | Aanbevolen dosisbereik per spier per bovenste lidmaat (eenheden/kg lichaamsgewicht) | Aantal injectieplaatsen per spier |
Brachialis | 3 tot 6 E/kg | Max. 2 |
Brachioradialis | 1,5 tot 3 E/kg | 1 |
Biceps brachii | 3 tot 6 E/kg | Max. 2 |
Pronator teres | 1 tot 2 E/kg | 1 |
Pronator quadratus | 0,5 tot 1 E/kg | 1 |
Flexor carpi radialis | 2 tot 4 E/kg | Max. 2 |
Flexor carpi ulnaris | 1,5 tot 3 E/kg | 1 |
Flexor digitorum profundus | 1 tot 2 E/kg | 1 |
Flexor digitorum superficialis | 1,5 tot 3 E/kg | Max. 4 |
Flexor pollicis brevis/ | 0,5 tot 1 E/kg | 1 |
Adductor pollicis | 0,5 tot 1 E/kg | 1 |
Totale dosis | Maximaal 16 E/kg in één bovenste lidmaat (en niet meer dan 21 E/kg als beide bovenste ledematen worden geïnjecteerd) |
Hoewel de injectieplaatsen kunnen worden bepaald door middel van palpatie, wordt het gebruik van een begeleidende techniek voor het injecteren, zoals EMG, elektrische stimulatie of echoscopie, aanbevolen voor het bepalen van de te injecteren spieren.
De behandeling met Dysport dient te worden herhaald indien het effect van een vorige injectie is verminderd, maar niet eerder dan 16 weken na de vorige injectie. Het merendeel van patiënten in de klinische studie werd tussen de 16 en 28 weken opnieuw behandeld; echter, bij sommige patiënten hield de respons langer aan, d.w.z. 34 weken of langer. De ernst en het patroon van de spasticiteit op het moment van de herinjectie kunnen aanpassingen vereisen op het vlak van de dosering van Dysport en de te injecteren spieren.
Focale spasticiteit van dynamische pes equinus (spitsvoet) misvorming en de bovenste ledematen bij pedriatische cerebral palsy patiënten
Dosering
Bij de behandeling van spasticiteit van zowel de bovenste als de onderste ledematen bij kinderen van 2 jaar en ouder, zie de rubriek dosering voor de individuele indicatie, d.w.z. behandeling van focale spasticiteit van de bovenste ledematen of dynamische pes equinus (spitsvoet) misvorming bij pediatrische cerebral palsy patiënten. De dosis Dysport die geïnjecteerd dient te worden voor een gelijktijdige behandeling, mag een totale dosis per behandelingssessie van 30 eenheden/kg of 1000 eenheden (afhankelijk van wat het laagst is) niet overschrijden.
Herbehandeling van zowel de bovenste als de onderste ledematen mag overwogen worden, wanneer het effect van de vorige injectie verminderd is, maar niet vaker dan om de 12 tot 16 weken na de vorige behandelingssessie. De optimale tijd tot herbehandeling moet geselecteerd worden op basis van de vooruitgang van de persoon en zijn respons op de behandeling.
Wijze van toediening
Bij de behandeling van focale spasticiteit van dynamische pes equinus (spitsvoet) misvorming of van de bovenste ledematen of in combinatie van beide bij pediatrische cerebral palsy patiënten, wordt Dysport gereconstitueerd met natriumchloride (0,9%) oplossing voor injectie (zie ook rubriek 6.6) en wordt via intramusculaire injectie toegediend op de hierboven vermelde wijze.
Symptomatische behandeling van focale spasticiteit van de bovenste ledematen bij volwassenen
Dosering
Dosering bij initiële en verdere behandeling dient afgestemd te worden op het individu, op basis van de omvang, het aantal en de locatie van de betrokken spieren, de ernst van spasticiteit, de aanwezigheid van lokale spierzwakte, de respons van de patiënt op de vorige behandeling en/of diens historiek van vermoedelijke bijwerkingen met botuline toxines.
In klinische studies werden doseringen van 500 E, 1000 Een 1500 E verdeeld over geselecteerde spieren op een welbepaalde behandelingssessie. Doseringen hoger dan 1000 E en tot 1500 E kunnen worden toegediend wanneer ook de schouderspieren worden geïnjecteerd. Zie onderstaande tabel voor de aanbevolen dosering.
Spier | Aanbevolen dosering1 | Aantal injectieplaatsen2 per spier |
Flexor carpi radialis (FCR) | 100-200 E | 1 |
Flexor carpi ulnaris (FCU) | 100-200 E | 1 |
Flexor digitorum profundus (FDP) | 100-200 E | 1 |
Flexor digitorum superficialis (FDS) | 150-250 E | 1 |
Flexor pollicis longus | 100-200 E | geen specifieke info |
Adductor pollicis | 25-50 E | geen specifieke info |
Brachialis | 200-400 E | geen specifieke info |
Brachioradialis | 100-200 E | geen specifieke info |
Biceps brachii (BB) | 300-400 E | 2 |
Pronator teres | 100-200 E | geen specifieke info |
Triceps brachii (caput longum) | 150-300 E | 1-2 |
Pectoralis major | 150-300 E | 1-2 |
Subscapularis | 150-300 E | 1-2 |
Latissimus dorsi | 150-300 E | 1-2 |
1De aanvangsdosis dient verminderd te worden indien er reden is om aan te nemen dat deze dosis kan resulteren in excessieve zwakte van de doelspieren, zoals bij patiënten waarvan de doelspieren klein zijn, waarbij de BB spier niet geïnjecteerd dient te worden of bij patiënten die multilevel injecties moeten toegediend krijgen; |
Gewoonlijk mag er per injectieplaats niet meer dan 1 ml toegediend worden. Doseringen hoger dan 1500 E werden niet onderzocht voor de behandeling van spasticiteit van de bovenste ledematen bij volwassenen.
Hoewel de precieze locatie van injectieplaatsen kan worden bepaald door middel van palpatie, wordt het gebruik van een begeleidende techniek voor het injecteren, zoals elektromyografie, elektrische stimulatie of echoscopie, aanbevolen om de injectieplaatsen precies te helpen lokaliseren.
Dysport behandeling dient herhaald te worden indien het effect van de vorige injectie is verminderd, maar niet vaker dan om de 12 weken.
De meeste patiënten in de klinische studies werden tussen de 12 en 16 weken opnieuw behandeld.
Bij sommige patiënten hield de respons langer aan, tot 20 weken. De ernst en het patroon van de spierspasticiteit op het tijdstip van de herinjectie kan aanpassingen vereisen op vlak van de Dysport dosering en de te injecteren spieren.
Klinische verbetering kan binnen één week verwacht worden.
Oudere patiënten (≥ 65 jaar)
Op basis van de klinische ervaring werden geen verschillen in respons aangetoond tussen oudere en jongere volwassen patiënten. In het algemeen moeten oudere patiënten geobserveerd worden om hun tolerantie van botulinum type A toxine-hemagglutininecomplex te evalueren, omwille van de grotere frequentie van gelijktijdige ziekten en andere medicamenteuze behandelingen.
Symptomatische behandeling van focale spasticiteit van het enkelgewricht bij volwassenen na een beroerte of traumatisch hersenletsel
(Symptomatische behandeling van focale spasticiteit van de onderste ledematen bij volwassenen)
Dosering
Dosissen van maximum 1500 eenheden mogen intramusculair toegediend worden in één enkele behandelingssessie. De precieze dosering bij initiële en verdere behandeling dient afgestemd te worden op het individu, op basis van het aantal en de omvang van de betrokken spieren, de ernst van de spasticiteit, de aanwezigheid van lokale spierzwakte en de respons van de patiënt op de vorige behandeling. De totale dosis mag echter niet hoger zijn dan 1500 eenheden. Over het algemeen mag er per injectieplaats niet meer dan 1 ml toegediend worden.
Spier | Aanbevolen dosering | Aantal injectieplaatsen per spier |
Distaal | ||
Soleus | 300-550 E | 2 - 4 |
Gastrocnemius |
|
|
Caput mediale | 100-450 E | 1 - 3 |
Caput laterale | 100-450 E | 1 - 3 |
Tibialis posterior | 100-250 E | 1 - 3 |
Flexor digitorum longus | 50-200 E | 1 - 2 |
Flexor digitorum brevis | 50-200 E | 1 - 2 |
Flexor hallucis longus | 50-200 E | 1 - 2 |
Flexor hallucis brevis | 50-100 E | 1 - 2 |
De ernst en het patroon van de spierspasticiteit op het tijdstip van de herinjectie kan aanpassingen vereisen op vlak van de Dysport dosering en de te injecteren spieren.
Hoewel de precieze locatie van injectieplaatsen kan worden bepaald door middel van palpatie, wordt het gebruik van een begeleidende techniek voor het injecteren, zoals elektromyografie, elektrische stimulatie of echoscopie, aanbevolen om de injectieplaatsen precies te helpen lokaliseren.
Dysport behandelingen dienen herhaald te worden om de 12 tot 16 weken of langer, indien nodig, op basis van het terugkeren van de klinische symptomen, maar niet vaker dan om de 12 weken na de vorige injectie.
Bovenste en onderste ledematen
Als in één sessie zowel behandeling van de bovenste als van de onderste ledematen nodig is, dient de dosis Dysport die in elk van de ledematen wordt ingespoten aan de individuele noden te worden aangepast, zonder daarbij een totale dosis van 1500 U te overschrijden.
Wijze van toediening (zowel bovenste als onderste ledematen)
Bij de behandeling van focale spasticiteit van zowel de bovenste als de onderste ledematen wordt Dysport gereconstitueerd met 1,0 ml natriumchloride (0,9%) oplossing voor injectie om een oplossing te bekomen die 500 eenheden per ml bevat. Dysport wordt intramusculair toegediend in de spieren hierboven vermeld.
Axillaire hyperhidrosis
Dosering
De aanbevolen begindosis is 100 eenheden per axilla (oksel). Wanneer het gewenste effect niet wordt bereikt, kan bij erop volgende injecties tot 200 eenheden per axilla toegediend worden. De maximaal toegediende dosis mag niet meer dan 200 eenheden per axilla bedragen. Het injectiegebied moet vooraf bepaald worden door het gebruik van de jodium-zetmeeltest. Beide oksels moeten grondig gereinigd en gedesinfecteerd worden. Vervolgens worden op tien plaatsen intradermale injecties toegediend, waarbij elke plaats 10 eenheden krijgt, dus 100 eenheden per oksel. Het maximale effect dient 2 weken na de injectie waarneembaar te zijn. In de meerderheid van de gevallen zal de aanbevolen dosis gedurende ongeveer 48 weken voor een voldoende onderdrukking van de zweetsecretie zorgen. Het tijdstip voor verdere toepassingen dient op individuele basis bepaald te worden, afhankelijk van wanneer de zweetsecretie van de patiënt terug als voorheen is, maar niet frequenter dan om de 12 weken. Er zijn aanwijzingen van een cumulatief effect bij herhaalde dosissen, zodat het tijdstip van elke behandeling van een bepaalde patiënt individueel dient te worden bepaald.
Pediatrische patiënten
De veiligheid en doeltreffendheid van Dysport in de behandeling van axillaire hyperhidrosis bij kinderen werden niet aangetoond.
Wijze van toediening
Bij de behandeling van axillaire hyperhidrosis wordt Dysport gereconstitueerd met 2,5 ml natriumchloride (0,9%) oplossing voor injectie om een oplossing te bekomen die 200 eenheden per ml bevat. Bij de behandeling van axillaire hyperhidrosis wordt Dysport toegediend met intradermale injecties op tien plaatsen.
Urine-Incontinentie als gevolg van neurogene detrusor overactiviteit:
Dosering:
De aanbevolen dosis is 600 E. Bij onvoldoende respons of bij patiënten met een ernstig ziektebeeld (bv. volgens ernst van tekenen en symptomen en/of urodynamische parameters) kan een dosis van 800 E worden gebruikt.
Dysport dient te worden toegediend aan patiënten die regelmatig steriele intermittente blaassondage (‘clean intermittent catheterisation’, CIC) ondergaan.
De totaal toegediende dosis dient over 30 injecties in de detrusor verdeeld te worden, gelijkmatig verdeeld over de gehele detrusorspier, waarbij het trigonum wordt vermeden. Dysport wordt geïnjecteerd via een flexibele of rigide cystoscoop en elke injectie moet uitgevoerd worden tot een diepte van ongeveer 2 mm, met telkens toediening van 0,5 ml. Bij de laatste injectie moet ongeveer 0,5 ml 0,9% (9 mg/ml) natriumchloride oplossing voor injectie worden geïnjecteerd om ervoor te zorgen dat de volledige dosis wordt toegediend.
Een profylactische antibioticabehandeling moet worden gestart volgens de lokale richtlijnen en protocollen of zoals gebruikt in de klinische studies (zie rubriek 5.1).
Anticoagulantia moeten ten minste 3 dagen voor de toediening van Dysport worden stopgezet en mogen pas de dag na de toediening worden hervat. Indien medisch geïndiceerd, kunnen heparines met laag moleculair gewicht toegediend worden 24 uur voor de toediening van Dysport.
Voor de injectie kunnen lokale anesthesie van de urethra of lubrifiërende gel worden aangewend om het comfortabel inbrengen van de cystoscoop te vergemakkelijken. Indien nodig kan ook intravesicale instillatie van een verdund anestheticum (met of zonder sedatie) of algemene anesthesie worden gebruikt. Als een lokaal anestheticum wordt geïnstilleerd, moet de oplossing van het lokaal anestheticum worden gedraineerd, daarna moet de blaas worden geïnstilleerd (gespoeld) met 0,9% (9 mg/ml) natriumchloride oplossing voor injectie en opnieuw worden gedraineerd voordat de injectieprocedure in de detrusor wordt voortgezet.
Voorafgaand aan de injectie moet de blaas worden geïnstilleerd met voldoende 0,9% (9 mg/ml) natriumchloride oplossing voor injectie om een goede visualisatie te bereiken tijdens de injecties.
Na de toediening van alle 30 injecties in de detrusor moet de 0,9% (9 mg/ml) natriumchloride oplossing voor injectie die wordt gebruikt om de blaaswand te visualiseren, worden gedraineerd. De patiënt moet gedurende ten minste 30 minuten na de injectie worden geobserveerd.
De aanvang van effect wordt gewoonlijk waargenomen binnen de 2 weken na behandeling. Dysport behandeling dient herhaald te worden wanneer het effect van de vorige injectie is verminderd, maar niet vaker dan om de 12 weken. De mediane tijd tot herbehandeling bij patiënten behandeld met Dysport in de klinische studies (zie rubriek 5.1) was tussen 39 en 47 weken, hoewel een langere duur van respons kan voorkomen, gezien meer dan 40% van de patiënten nog niet opnieuw herbehandeld was na 48 weken.
Pediatrische patiënten
De veiligheid en werkzaamheid van Dysport bij de behandeling van urine-incontinentie als gevolg van neurogene detrusor overactiviteit bij kinderen (onder 18 jaar) zijn niet vastgesteld.
Wijze van toediening
Dysport wordt toegediend door intradetrusor injecties zoals hierboven beschreven.
Bij de behandeling van urine-incontinentie als gevolg van neurogene detrusor overactiviteit wordt Dysport gereconstitueerd met 0,9% (9 mg/ml) natriumchloride oplossing voor injectie om 15 ml oplossing te verkrijgen die ofwel 600 eenheden ofwel 800 eenheden bevat. Voor instructies over de reconstitutie van het geneesmiddel voor de toediening, zie rubriek 4.2.
4.3 Contra-indicaties
- Overgevoeligheid voor de werkzame stof of voor één van de in rubriek 6.1 vermelde hulpstoffen.
- Urineweginfectie op het moment van de behandeling van urine-incontinentie als gevolg van neurogene detrusor overactiviteit.
4.8 Bijwerkingen
Zeer vaak (≥ 1/10), vaak (≥ 1/100, < 1/10), soms (≥ 1/1000, < 1/100), zelden (≥ 1/10 000, < 1/1000), zeer zelden (< 1/10 000).
Algemeen
Ongeveer 28,2% van de patiënten die werden behandeld met Dysport in het kader van klinische studies, heeft een bijwerking ontwikkeld.
De volgende bijwerkingen werden waargenomen bij patiënten die werden behandeld voor allerhande indicaties, zoals blefarospasme, hemifaciaal spasme, torticollis, spasticiteit na infantiele encefalopathie of CVA, axillaire hyperhidrosis en urine-incontinentie als gevolg van neurogene detrusor overactiviteit:
Sporadisch werd overgevoeligheid gerapporteerd.
Heel zelden werden bijwerkingen als gevolg van verspreiding van het toxine naar plaatsen buiten de toedieningsplaats gerapporteerd (overmatige spierzwakte, dysfagie, aspiratiepneumonie die fataal kan zijn).
Systeem/orgaanklassen | Frequentie | Bijwerking |
Zenuwstelselaandoeningen | Zelden | Neuralgische amyotrofie |
Huid- en onderhuid- aandoeningen | Soms | Pruritus |
| Zelden | Rash |
Algemene aandoeningen en toedieningsplaatsstoornissen | Vaak | Asthenie, vermoeidheid, griepachtig ziektegevoel en pijn ter hoogte van de injectieplaats/kneuzing |
Blefarospasmen en hemifacialisspasmen
Bij de behandeling van blefarospasmen en hemifacialisspasmen werden de volgende bijwerkingen gerapporteerd.
Systeem/orgaanklassen | Frequentie | Bijwerking |
Zenuwstelselaandoeningen | Vaak | Facialisparese |
| Soms | Paralyse van de VIIe hersenzenuw (nervus facialis) |
Oogaandoeningen | Zeer vaak | Ptosis |
| Vaak | Diplopie, droge ogen, verhoogde tranenvloed |
| Zelden | oftalmoplegie |
Huid- en onderhuidaandoeningen | Vaak | Ooglidoedeem |
| Zelden | Entropion |
Bijwerkingen kunnen optreden te wijten aan diepe of misplaatste Dysport injecties, die tijdelijk andere, nabijgelegen spiergroepen verlammen.
Spasmodische torticollis
Bij de behandeling van spasmodische torticollis werden de volgende bijwerkingen gerapporteerd.
Systeem/orgaanklassen | Frequentie | Bijwerking |
Zenuwstelselaandoeningen | Vaak | Hoofdpijn, duizeligheid, facialisparese |
Oogaandoeningen | Vaak | Wazig zicht, verminderde gezichtsscherpte |
| Soms | Diplopie, ptosis |
Ademhalingsstelsel-, borstkas- en mediastinumaandoeningen | Vaak | Dysfonie, dyspnoe |
| Zelden | Aspiratie |
Maagdarmstelselaandoeningen | Zeer vaak | Dysfagie, droge mond |
| Soms | Nausea |
Skeletspierstelsel- en bindweefselaandoeningen | Zeer vaak | spierzwakte |
Vaak | Nekpijn, musculoskeletale pijn, myalgie, pijn in extremiteit, musculoskeletale stijfheid | |
Soms | Spieratrofie, kaakstoornis |
Dysfagie bleek dosisgebonden en kwam het vaakst voor na injectie in de m. sternomastoideus. Een zacht dieet kan vereist zijn tot het verdwijnen van de symptomen.
Focale spasticiteit bij pediatrische cerebral palsy patiënten van 2 jaar of ouder
Dynamische pes equinus (spitsvoet) misvorming bij pediatrische cerebral palsy patiënten
De volgende bijwerkingen werden waargenomen bij patiënten behandeld met Dysport voor spasticiteit van het been te wijten aan cerebral palsy.
Systeem/orgaanklassen | Frequentie | Bijwerking |
Skeletspierstelsel- en bindweefselaandoeningen | Vaak | Myalgie, spierzwakte |
Nier- en urinewegaandoeningen | Vaak | Urinaire incontinentie |
Algemene aandoeningen en toedieningsplaatsaandoeningen | Vaak | Grieperigheid, toedieningsplaatsreacties (bvb. pijn, erytheem, kneuzingen), abnormale gang, vermoeidheid |
| Soms | Asthenie |
Letsels, intoxicaties en verrichtingscomplicaties | Vaak | Vallen |
Bovenste ledematen in pediatrische cerebral palsy patiënten
Systeem/orgaanklassen | Frequentie | Bijwerking |
Skeletspierstelsel- en bindweefselaandoeningen | Vaak | Myalgie, spierzwakte |
Algemene aandoeningen en toedieningsplaatsaandoeningen | Vaak | Grieperigheid, vermoeidheid, toedieningsplaats-reacties (eczeem, kneuzing, pijn, zwelling, huiduitslag) |
| Soms | Asthenie |
Huid- en onderhuidaandoeningen | Vaak | Huiduitslag |
Gelijktijdige behandeling van dynamische pes equinus (spitsvoet) misvorming en van de bovenste ledematen bij ambulante pediatrische cerebral palsy patiënten
Er zijn geen gegevens van placebogecontroleerde studies beschikbaar. Volgens de bestaande gegevens is bij doseringen tot 30 E/kg of 1000 E, het laagste van beide, het aantal behandeling gerelateerde bijwerkingen niet hoger vergeleken met bij behandeling van spieren van ofwel alleen de bovenste ledematen ofwel alleen de onderste ledematen.
Symptomatische behandeling van focale spasticiteit bij volwassenen
*bovenste ledematen:
Bij de behandeling van spasticiteit van de arm bij volwassenen na een beroerte werden de volgende bijwerkingen gerapporteerd.
Systeem/orgaanklassen | Frequentie | Bijwerking |
Algemene aandoeningen en toedieningsplaatsstoornissen | Vaak | Reacties ter hoogte van de injectieplaats (bv. pijn, erytheem, zwelling, enz.), asthenie, vermoeidheid, griepachtige symptomen |
Skeletspierstelsel- en bindweefselaandoeningen | Vaak | Spierzwakte ter hoogte van de arm, musculoskeletale pijn, pijn in de extremiteiten |
Maagdarmstelselaandoeningen | Soms | Dysfagie* |
*De frequentie voor dysfagie werd afgeleid van gebundelde data uit open-label studies. Dysfagie werd niet waargenomen in de dubbelblinde studies in de indicatie spasticiteit van de bovenste ledematen bij volwassenen.
*onderste ledematen:
Bij de behandeling van focale spasticiteit van het enkelgewricht bij volwassenen na een beroerte of traumatisch hersenletsel werden de volgende bijwerkingen gerapporteerd.
Systeem/orgaanklassen | Frequentie | Bijwerking |
Algemene aandoeningen en toedieningsplaatsstoornissen | Vaak | Asthenie, vermoeidheid, griepachtig ziektegevoel, reacties ter hoogte van de injectieplaats (pijn, kneuzing, huiduitslag, jeuk) |
Letsels, intoxicaties en verrichtingscomplicaties | Vaak | Vallen |
Skeletspierstelsel- en bindweefselaandoeningen | Vaak | Spierzwakte, myalgie |
Maagdarmstelselaandoeningen | Vaak | Dysfagie |
Wanneer de bovenste en de onderste ledematen gelijktijdig behandeld worden met Dysport in een totale dosis van maximum 1500 eenheden, werden er geen andere veiligheidsproblemen waargenomen dan deze die verwacht worden bij de behandeling van de spieren van alleen het bovenste of het onderste lidmaat.
Axillaire hyperhidrosis
Bij de behandeling van axillaire hyperhidrosis werden de volgende bijwerkingen gerapporteerd.
Systeem/orgaanklassen | Frequentie | Bijwerking |
Zenuwstelselaandoeningen | Soms | Draaierigheid, hoofdpijn, paresthesie, onwillekeurige spiercontracties van het ooglid |
Bloedvataandoeningen | Soms | Flushing |
Ademhalingsstelsel-, borstkas- en mediastinumaandoeningen | Vaak | Dyspnoe |
| Soms | Epistaxis |
Huid- en onderhuidaandoeningen | Vaak | Compensatorisch zweten |
Skeletspierstelsel- en bindweefselaandoeningen | Vaak | Pijn in de schouder, bovenarm en nek, myalgie van de schouder en kuit |
Urine-incontinentie als gevolg van neurogene detrusor overactiviteit
Systeem/orgaanklassen | Frequentie | Bijwerking |
Infecties en parasitaire aandoeningen | Vaak | Urineweginfectiea,b, |
Zenuwstelselaandoeningen | Vaak | Hoofdpijn |
| Soms | Hypesthesie |
Maagdarmstelselaandoeningen | Vaak | Constipatie |
Skeletspierstelsel- en bindweefselaandoeningen | Soms | Spierzwakte |
Nier- en urinewegaandoeningen | Vaak | Hematuriea |
Soms | Urineretentiec, | |
Voortplantingsstelsel- en borstaandoeningen | Vaak | Erectiele dysfunctie |
Algemene aandoeningen en toedieningsplaatsstoornissen | Vaak | Pyrexie |
Soms | Pijn in de blaas a | |
Letsels, intoxicaties en verrichtingscomplicaties | Soms | Autonome dysreflexie a |
a kan proceduregerelateerd zijn
bIn de pivotale dubbelblinde placebogecontroleerde studies werden tijdens de eerste 2 weken van de behandeling urineweginfecties gemeld bij 4% van de met Dysport behandelde patiënten en 6,2% van de met placebo behandelde patiënten. Urineweginfecties kunnen leiden tot een nierbekkenontsteking.
ckan optreden als patiënten een inadequaat sondageschema hebben
Post-marketing ervaringen
Het profiel van de bijwerkingen, die aan de firma gerapporteerd werden sinds het op de markt brengen van het product, is een weerspiegeling van de farmacologie van het product, alsook van de bijwerkingen reeds gezien tijdens de klinische studies.
Systeem/orgaanklassen | Bijwerking | Frequentie |
Immuunsysteemaandoeningen | Overgevoeligheid | Niet bekend |
Zenuwstelselaandoeningen | Hypo-esthesie | Niet bekend |
Skeletspierstelsel- en bindweefselaandoeningen | Spieratrofie | Niet bekend |
Melding van vermoedelijke bijwerkingen
Het is belangrijk om na toelating van het geneesmiddel vermoedelijke bijwerkingen te melden. Op deze wijze kan de verhouding tussen voordelen en risico’s van het geneesmiddel voortdurend worden gevolgd. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht alle vermoedelijke bijwerkingen te melden via:
België
Federaal Agentschap voor Geneesmiddelen en Gezondheidsproducten. www.fagg.be. Afdeling Vigilantie: Website: www.eenbijwerkingmelden.be, e-mail: adr@fagg-afmps.be.
7. HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
IPSEN nv
Guldensporenpark 87
9820 Merelbeke
België
8. NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
BE180521
10. DATUM VAN HERZIENING VAN DE TEKST
Goedkeuring: 09/2024
PRIJZEN
CNK code | Verpakking | ATC5 code | Prijs | Af-fabriek prijs | Voorschriftplichtig | Remgeld reguliere tegemoetkoming | Remgeld verhoogde tegemoetkoming |
---|---|---|---|---|---|---|---|
1374560 | DYSPORT PULV LYOPH SOL INJ 2FL 500U | M03AX01 | € 402,83 | - | Ja | - | - |
1389881 | DYSPORT PULV LYOPH SOL INJ 1FL 500U | M03AX01 | € 256,5 | € 232,36 | Ja | - | - |