1. NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Apidra 100 Eenheden/ml oplossing voor injectie in injectieflacon
Apidra 100 Eenheden/ml oplossing voor injectie in patroon
Apidra SoloStar 100 Eenheden/ml oplossing voor injectie in voorgevulde pen
2. KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING
Iedere ml bevat 100 Eenheden insuline glulisine (overeenkomend met 3,49 mg).
Apidra 100 Eenheden/ml oplossing voor injectie in injectieflacon
Elke injectieflacon bevat 10 ml oplossing voor injectie, overeenkomend met 1000 Eenheden.
Apidra 100 Eenheden/ml oplossing voor injectie in patroon
Elke patroon bevat 3 ml oplossing voor injectie, overeenkomend met 300 Eenheden.
Apidra SoloStar 100 Eenheden/ml oplossing voor injectie in voorgevulde pen
Elke pen bevat 3 ml oplossing voor injectie, overeenkomend met 300 Eenheden.
Insuline glulisine wordt bereid door middel van recombinant DNA technologie in Escherichia coli.
Voor de volledige lijst van hulpstoffen, zie rubriek 6.1.
3. FARMACEUTISCHE VORM
Apidra 100 Eenheden/ml oplossing voor injectie in injectieflacon
Oplossing voor injectie in een injectieflacon.
Apidra 100 Eenheden/ml oplossing voor injectie in patroon
Oplossing voor injectie in een patroon.
Apidra SoloStar 100 Eenheden/ml oplossing voor injectie in voorgevulde pen
Oplossing voor injectie in een voorgevulde pen.
Heldere, kleurloze, waterige oplossing.
4. KLINISCHE GEGEVENS
4.1 Therapeutische indicaties
Behandeling van volwassenen, adolescenten en kinderen van 6 jaar of ouder met diabetes mellitus, waarbij behandeling met insuline vereist is.
4.2 Dosering en wijze van toediening
Dosering
De sterkte van dit preparaat wordt aangegeven in Eenheden. Deze Eenheden zijn exclusief voor Apidra en zijn niet gelijk aan de IE of de Eenheden die gebruikt worden om de sterkte van andere insuline-analogen aan te geven (zie rubriek 5.1).
Apidra dient te worden gebruikt bij behandelingen waarbij een middellang of lang werkende insuline of basaal analoog insulinepreparaat wordt gebruikt, en kan gecombineerd worden met orale bloedglucoseverlagende middelen.
De dosis Apidra moet individueel worden aangepast.
Speciale patiëntengroepen
Verminderde nierfunctie
De farmacokinetische eigenschappen van insuline glulisine blijven doorgaans dezelfde bij patiënten met een verminderde nierfunctie. Bij nierfunctiestoornissen kan de behoefte aan insuline echter verminderd zijn (zie rubriek 5.2).
Verminderde leverfunctie
De farmacokinetische eigenschappen van insuline glulisine zijn niet onderzocht bij patiënten met een verminderde leverfunctie. Bij patiënten met leverfunctiestoornissen kan de behoefte aan insuline verminderd zijn als gevolg van een verlaagde gluconeogenese en een verlaagd insulinemetabolisme.
Ouderen
Er zijn beperkte farmacokinetische gegevens bij oudere patiënten met diabetes mellitus beschikbaar. Een verminderde nierfunctie kan leiden tot een verminderde insulinebehoefte.
Pediatrische patiënten
Er is onvoldoende klinische informatie over het gebruik van Apidra bij kinderen jonger dan 6 jaar.
Wijze van toediening
Apidra 100 Eenheden/ml oplossing voor injectie in injectieflacon
Intraveneus gebruik
Apidra kan intraveneus worden toegediend. Dit moet worden uitgevoerd door een arts of verpleegkundige.
Apidra mag niet worden gemengd met een glucose- of Ringer’s oplossing of met andere insuline.
Continue subcutane insuline-infusie
Apidra mag worden gebruikt voor continue subcutane insuline-infusie (CSII) in pompsystemen die geschikt zijn voor de infusie van insuline met de juiste katheters en reservoirs. Patiënten die CSII gebruiken, dienen uitgebreide instructies te krijgen over het gebruik van het pompsysteem.
Het infusiemateriaal en reservoir die met Apidra gebruikt worden, moeten tenminste elke 48 uur met een aseptische techniek worden vervangen. Deze instructies kunnen afwijken van algemene instructies in de gebruiksaanwijzing van de pomp. Het is belangrijk dat patiënten de Apidra specifieke instructies volgen bij het gebruik van Apidra. Het niet volgen van de Apidra specifieke gebruiksaanwijzingen kan leiden tot ernstige bijwerkingen.
Als Apidra wordt gebruikt met behulp van een subcutane insuline-infusiepomp, mag Apidra niet worden gemengd met verdunningsmiddelen of met andere insulines.
Patiënten die Apidra toedienen via CSII moeten een ander insulinetoedieningssysteem bij de hand hebben voor het geval dat het pompsysteem faalt (zie rubrieken 4.4 en 4.8).
Apidra 100 Eenheden/ml oplossing voor injectie in injectieflacon
Voor meer informatie over de toediening, zie rubriek 6.6.
Apidra 100 Eenheden/ml oplossing voor injectie in patroon
Apidra 100 Eenheden/ml in een patroon is alleen geschikt voor subcutane injecties uit een herbruikbare insulinepen (zie rubriek 4.4). Als toediening met een injectiespuit, intraveneuze injectie of infusiepomp noodzakelijk is, moet een injectieflacon worden gebruikt. Voor meer informatie over de toediening, zie rubriek 6.6.
Apidra SoloStar 100 Eenheden/ml oplossing voor injectie in voorgevulde pen
Apidra SoloStar 100 Eenheden/ml in een voorgevulde pen is alleen geschikt voor subcutane injecties. Als toediening met een injectiespuit noodzakelijk is, moet een injectieflacon worden gebruikt.
Subcutaan gebruik
Apidra dient kort (0-15 min) vóór of kort na de maaltijd met een subcutane injectie of door middel van een continue subcutane pompinfusie te worden toegediend.
Apidra dient subcutaan in de buikwand, het dijbeen of de deltaspier, of in geval van continue infusie in de buikwand worden toegediend. Bij iedere volgende injectie of infusie dient een andere plek binnen het injectiegebied (buik, dij of deltaspier) te worden gekozen om het risico op lipodystrofie en cutane amyloïdose te beperken (zie rubriek 4.4 en 4.8). De absorptiesnelheid, en daardoor ook de werkingssnelheid en werkingsduur, kan worden beïnvloed door de injectieplaats, lichaamsbeweging en andere variabelen. De absorptie is bij subcutane injectie in de buik iets sneller dan bij injectie op andere injectieplaatsen (zie rubriek 5.2).
Men dient ervoor te zorgen dat niet in een bloedvat wordt geïnjecteerd. Na injectie mag de injectieplaats niet gewreven worden. De patiënt moet worden geleerd de injectie op de juiste wijze toe te dienen.
Mengen met insulines
Als Apidra wordt toegediend als een subcutane injectie, mag Apidra niet worden gemengd met andere geneesmiddelen, behalve NPH humane insuline.Raadpleeg rubriek 6.6 voor meer details over het gebruik.
Voor gebruik van de SoloStar moet de gebruiksaanwijzing in de bijsluiter zorgvuldig gelezen worden (zie rubriek 6.6).
4.3 Contra-indicaties
Overgevoeligheid voor de werkzame stof of voor één van de in rubriek 6.1 vermelde hulpstoffen.
Hypoglykemie.
4.8 Bijwerkingen
Samenvatting van het veiligheidsprofiel
Hypoglykemie, de meest frequente bijwerking van een behandeling met insuline, kan optreden als de dosis insuline te hoog is in verhouding tot de insulinebehoefte.
Bijwerkingentabel
De volgende bijwerkingen zijn tijdens klinische studies waargenomen en volgen hieronder ingedeeld naar orgaansysteem classificatie en in volgorde van afnemend voorkomen (zeer vaak: 1/10; vaak: 1/100, <1/10; soms: 1/1000, <1/100; zelden: 1/10.000, <1/1000; zeer zelden: <1/10.000), niet bekend (kan met de beschikbare gegevens niet worden bepaald).
Binnen iedere frequentiegroep worden bijwerkingen gerangschikt naar afnemende ernst.
Systeem/orgaan-klassen volgens gegevensbank MedDRA | Zeer vaak | Vaak | Soms | Zelden | Niet bekend |
Voedings- en stofwisselings-stoornissen | Hypoglyke-mie |
|
|
| Hypergly-kemie (mogelijk leidend tot diabetische ketoacidose (1)) |
Huid- en onderhuid- |
| Injectie-- |
| Lipodystrofie | Cutane amyloïdose |
Algemene aandoeningen en toedienings-plaats-stoornissen |
|
| Systemische overgevoelig- |
|
|
(1) Apidra 100 Eenheden/ml oplossing voor injectie in injectieflacon:.De meeste gevallen waren gerelateerd aan fouten bij het hanteren of storingen in het pompsysteem wanneer Apidra werd gebruikt met CSII. |
Beschrijving van bepaalde bijwerkingen
- Voedings- en stofwisselingsstoornissen
Symptomen van hypoglykemie treden meestal plotseling op. Deze kunnen inhouden: koude zweetuitbraken, bleek wegtrekken, vermoeidheid, nerveusheid of onwillekeurig trillen, angst, ongewone vermoeidheid of zwakheid, verwardheid, concentratieproblemen, sufheid, buitengewone honger, verandering van gezichtsvermogen, hoofdpijn, misselijkheid en hartkloppingen.
Hypoglykemie kan ernstig worden en leiden tot bewustzijnsverlies en/of stuiptrekkingen en kan resulteren in tijdelijk of onherstelbaar verlies van hersenfunctie en zelfs tot dood.
Apidra 100 Eenheden/ml oplossing voor injectie in injectieflacon
Gevallen van hyperglykemie zijn gemeld bij het gebruik van Apidra met CSII (zie rubriek 4.4) die heebben geleid tot diabetische ketoacidose (DKA); de meeste gevallen waren gerelateerd aan fouten bij het hanteren of storingen in het pompsysteem. De patiënt dient altijd de Apidra-specifieke instructies te volgen en moet altijd toegang hebben tot een alternatief insulinetoedieningssysteem voor het geval dat het pompsysteem faalt.
- Huid- en onderhuidaandoeningen
Lokale overgevoeligheidsreacties (roodheid, zwelling en jeuk op de injectieplaats) kunnen optreden bij de behandeling met insuline. Deze reacties zijn meestal van voorbijgaande aard en verdwijnen meestal bij aanhoudende behandeling.
Lipodystrofie en cutane amyloïdose kunnen optreden op de injectieplaats en kunnen de plaatselijke insuline-absorptie vertragen. Het continue afwisselen van de injectieplaats binnen eenzelfde gebied kan helpen deze reacties te verminderen of te voorkomen (zie rubriek 4.4).
- Algemene aandoeningen en toedieningsplaatsstoornissen
Systemische overgevoeligheidsreacties kunnen inhouden: huiduitslag (inclusief jeuk, galbulten) over het gehele lichaam, benauwdheid op de borst, ademnood, allergische huidonsteking en jeuk.
Ernstige algemene allergieën, inclusief een anafylactische reactie, kunnen levensbedreigend zijn.
Melding van vermoedelijke bijwerkingen
Het is belangrijk om na toelating van het geneesmiddel vermoedelijke bijwerkingen te melden. Op deze wijze kan de verhouding tussen voordelen en risico’s van het geneesmiddel voortdurend worden gevolgd. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht alle vermoedelijke bijwerkingen te melden via België: Federaal Agentschap voor Geneesmiddelen en Gezondheidsproducten: www.fagg.be – Afdeling Vigilantie: Website: www.eenbijwerkingmelden.be – E-mail: adr@fagg-afmps.be.
Nederland: Nederlands Bijwerkingen Centrum Lareb – Website: www.lareb.nl.
7. HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
Sanofi-Aventis Deutschland GmbH
D-65926 Frankfurt am Main
Duitsland
8. NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
Apidra 100 Eenheden/ml oplossing voor injectie in injectieflacon
EU/1/04/285/001-004
Apidra 100 Eenheden/ml oplossing voor injectie in patroon
EU/1/04/285/005-012
Apidra SoloStar 100 Eenheden/ml oplossing voor injectie in voorgevulde pen
EU/1/04/285/029-036
10. DATUM VAN HERZIENING VAN DE TEKST
04/02/2025
Gedetailleerde informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees Geneesmiddelenbureau (http://www.ema.europa.eu).
PRIJZEN
CNK code | Verpakking | ATC5 code | Prijs | Af-fabriek prijs | Voorschriftplichtig | Remgeld reguliere tegemoetkoming | Remgeld verhoogde tegemoetkoming |
---|---|---|---|---|---|---|---|
2156719 | APIDRA 100 U/ML CARTOUCHE PATRONEN 5X3 ML 1500 U | A10AB06 | € 36,2 | - | Ja | - | - |
2381515 | APIDRA 100 U/ML FL INJ 10 ML 100 U/ML 1000 U | A10AB06 | € 24,27 | - | Ja | - | - |
2490324 | APIDRA 100 U/ML SOL INJ VOORGEVULDE PEN 5X3ML | A10AB06 | € 40,36 | - | Ja | - | - |