1. NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Pradaxa® 150 mg harde capsules
2. KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING
Elke harde capsule bevat 150 mg dabigatran etexilaat (als mesilaat).
Voor de volledige lijst van hulpstoffen, zie rubriek 6.1.
3. FARMACEUTISCHE VORM
Harde capsule.
Capsules met lichtblauwe, ondoorzichtige bovenste capsulehelft en witte, ondoorzichtige onderste capsulehelft, maat 0 (ongeveer 22 × 8 mm), gevuld met gelige pellets. Op de bovenste capsulehelft staat het bedrijfslogo van Boehringer Ingelheim afgebeeld, op de onderste capsulehelft staat “R150”.
4. KLINISCHE GEGEVENS
4.1 Therapeutische indicaties
Preventie van cerebrovasculair accident (CVA) en systemische embolie bij volwassen patiënten met niet‑valvulair atriumfibrilleren (NVAF) met één of meer risicofactoren, zoals CVA of TIA (transient ischaemic attack) in de anamnese, leeftijd 75 jaar en ouder, hartfalen (New York Heart Association (NYHA) klasse ≥ 2), diabetes mellitus, hypertensie.
Behandeling van diepveneuze trombose (DVT) en longembolie (PE) en preventie van recidiverende DVT en PE bij volwassenen.
Behandeling van veneuze trombo‑embolische voorvallen (VTE) en preventie van recidiverende VTE bij pediatrische patiënten vanaf het moment dat het kind zacht voedsel kan doorslikken tot jonger dan 18 jaar.
Voor dosisvormen aangepast aan de leeftijd, zie rubriek 4.2.
4.2 Dosering en wijze van toediening
Dosering
Pradaxa capsules kunnen worden gebruikt bij volwassenen en pediatrische patiënten van 8 jaar of ouder die de capsules in hun geheel kunnen doorslikken. Pradaxa omhuld granulaat kan worden gebruikt bij kinderen jonger dan 12 jaar zodra het kind zacht voedsel kan doorslikken
Bij omschakeling tussen formuleringen kan het nodig zijn om de voorgeschreven dosis te veranderen. De dosis die wordt vermeld in de relevante doseringstabel van een formulering dient te worden voorgeschreven op basis van het gewicht en de leeftijd van het kind.
Preventie van CVA en systemische embolie bij volwassen patiënten met NVAF, met één of meer risicofactoren (CVApreventie bij AF)
Behandeling van DVT en PE en preventie van recidiverende DVT en PE bij volwassenen (DVT/PE)
De aanbevolen doses dabigatran etexilaat voor de indicaties CVA‑preventie bij AF, DVT en PE zijn weergegeven in tabel 1.
Tabel 1: Dosisaanbevelingen voor CVA‑preventie bij AF, DVT en PE
| Dosisaanbeveling |
Preventie van CVA en systemische embolie bij volwassen patiënten met NVAF, met één of meer risicofactoren (CVA‑preventie bij AF) | Dabigatran etexilaat 300 mg ingenomen als één capsule van 150 mg tweemaal daags |
Behandeling van DVT en PE en preventie van recidiverende DVT en PE bij volwassenen (DVT/PE) | Dabigatran etexilaat 300 mg ingenomen als één capsule van 150 mg tweemaal daags na behandeling met een parenteraal antistollingsmiddel gedurende ten minste 5 dagen |
Dosisverlaging aanbevolen |
|
Patiënten van 80 jaar of ouder | dagelijkse dosis dabigatran etexilaat 220 mg, ingenomen als één capsule van 110 mg tweemaal daags |
Patiënten die gelijktijdig verapamil krijgen | |
Dosisverlaging ter overweging |
|
Patiënten in de leeftijd van 75‑80 jaar | dagelijkse dosis dabigatran etexilaat van 300 mg of 220 mg moet geselecteerd worden op basis van een individuele beoordeling van het risico op tromboembolische voorvallen en bloedingen |
Patiënten met een matig verminderde nierfunctie (CrCl 30‑50 ml/min) | |
Patiënten met gastritis, oesofagitis of gastrooesofageale reflux | |
Andere patiënten met een verhoogd risico op bloedingen |
Voor DVT/PE is de aanbeveling voor het gebruik van 220 mg dabigatran etexilaat als één capsule van 110 mg tweemaal daags gebaseerd op farmacokinetische en farmacodynamische analyses, en niet onderzocht in deze klinische setting. Zie hieronder en rubriek 4.4, 4.5, 5.1 en 5.2.
In geval van onverdraagbaarheid van dabigatran etexilaat dient de patiënt verteld te worden onmiddellijk de behandelend arts te raadplegen, zodat de patiënt omgezet kan worden op andere geaccepteerde behandelmogelijkheden ter preventie van CVA en systemische embolie bij atriumfibrilleren of voor DVT/PE.
Bepaling van de nierfunctie voor aanvang van en tijdens de behandeling met dabigatran etexilaat
Bij alle patiënten en in het bijzonder bij ouderen (> 75 jaar), omdat een verminderde nierfunctie vaak kan voorkomen bij deze leeftijdsgroep:
- De nierfunctie dient te worden bepaald door de creatinineklaring (CrCl) voor aanvang van de behandeling met dabigatran etexilaat te berekenen, om patiënten met een ernstig verminderde nierfunctie (d.w.z. CrCl < 30 ml/min) uit te kunnen sluiten van behandeling (zie rubriek 4.3, 4.4 en 5.2).
- De nierfunctie dient ook te worden bepaald wanneer er een afname van de nierfunctie wordt verwacht tijdens de behandeling (bijvoorbeeld bij hypovolemie, dehydratie en in het geval van gelijktijdig gebruik van bepaalde geneesmiddelen).
Aanvullende vereisten bij patiënten met een licht tot matig verminderde nierfunctie en bij patiënten ouder dan 75 jaar:
- Tijdens de behandeling met dabigatran etexilaat dient de nierfunctie ten minste eenmaal per jaar bepaald te worden en vaker indien nodig in klinische situaties waarbij verwacht wordt dat de nierfunctie kan afnemen of verslechteren (bijvoorbeeld bij hypovolemie, dehydratie en in het geval van gelijktijdig gebruik van bepaalde geneesmiddelen).
De methode die moet worden gebruikt om de nierfunctie (CrCl in ml/min) te berekenen, is de CockcroftGaultmethode.
Gebruiksduur
De gebruiksduur van dabigatran etexilaat voor de indicaties CVA‑preventie bij AF, DVT en PE zijn weergegeven in tabel 2.
Tabel 2: Gebruiksduur voor CVA‑preventie bij AF en DVT/PE
Indicatie | Gebruiksduur |
CVA‑preventie bij AF | De behandeling dient voor lange tijd te worden voortgezet. |
DVT/PE | De duur van de behandeling dient individueel te worden bepaald na zorgvuldige afweging van de voordelen van de behandeling tegen het risico op bloedingen (zie rubriek 4.4). |
Vergeten dosis
Een vergeten dosis dabigatran etexilaat kan nog genomen worden tot 6 uur voor de volgende geplande dosis. Vanaf 6 uur voor de volgende geplande dosis dient de gemiste dosis overgeslagen te worden.
Er dient geen dubbele dosis genomen te worden om een vergeten afzonderlijke dosis in te halen.
Het gebruik van dabigatran etexilaat staken
De behandeling met dabigatran etexilaat mag niet worden gestaakt zonder medisch advies. Patiënten dienen te worden geïnstrueerd contact op te nemen met de behandelend arts als zij gastrointestinale symptomen ontwikkelen, zoals dyspepsie (zie rubriek 4.8).
Omzetting van de behandeling
Omzetten van dabigatran etexilaat op parenterale anticoagulantia:
Het wordt aanbevolen 12 uur te wachten na de laatste dosis dabigatran etexilaat voordat wordt overgestapt op een parenteraal anticoagulans (zie rubriek 4.5).
Omzetten van parenterale anticoagulantia op dabigatran etexilaat:
De toediening van het parenterale antistollingsmiddel dient te worden gestaakt en er dient 0 tot 2 uur voordat de eerstvolgende dosis van de andere behandeling gepland was, of op het moment van staken in geval van continue behandeling (bijvoorbeeld intraveneuze ongefractioneerde heparine (UFH)) te worden gestart met dabigatran etexilaat (zie rubriek 4.5).
Omzetten van dabigatran etexilaat‑behandeling op vitamine K‑antagonisten (VKA):
Pas het moment waarop met de VKA wordt begonnen als volgt aan op basis van CrCl:
- CrCl ≥ 50 ml/min, begin 3 dagen vóór stopzetting van dabigatran etexilaat met VKA
- CrCl ≥ 30 ‑ < 50 ml/min, begin 2 dagen vóór stopzetting van dabigatran etexilaat met VKA
Omdat dabigatran etexilaat invloed kan hebben op de International Normalised Ratio (INR), zal de INR het effect van VKA’s beter weergeven als dabigatran etexilaat gedurende ten minste 2 dagen is gestopt. Tot dan moeten de INRwaarden met voorzichtigheid worden geïnterpreteerd.
Omzetten van VKA op dabigatran etexilaat:
De behandeling met VKA dient gestopt te worden. Zodra de INR < 2,0 is, kan dabigatran etexilaat gegeven worden.
Cardioversie (CVA‑preventie bij AF)
Patiënten kunnen dabigatran etexilaat blijven gebruiken terwijl cardioversie plaatsvindt.
Katheterablatie bij atriumfibrilleren (CVA‑preventie bij AF)
Katheterablatie kan plaatsvinden bij patiënten die met tweemaal daags 150 mg dabigatran etexilaat worden behandeld. De behandeling met dabigatran etexilaat hoeft niet te worden onderbroken (zie rubriek 5.1).
Percutane coronaire interventie (PCI) met stentplaatsing (CVA‑preventie bij AF)
Patiënten met niet‑valvulair atriumfibrilleren die PCI met stentplaatsing ondergaan, kunnen behandeld worden met dabigatran etexilaat in combinatie met bloedplaatjesaggregatieremmers nadat hemostase bereikt is (zie rubriek 5.1).
Speciale populaties
Ouderen
Zie tabel 1 hierboven voor dosisaanpassingen voor deze populatie.
Patiënten met risico op bloedingen
Patiënten met een verhoogd bloedingsrisico (zie rubriek 4.4, 4.5, 5.1 en 5.2) dienen onder nauwgezet klinisch toezicht te staan (met aandacht voor verschijnselen van bloeding of anemie). Het is aan de arts om tot een dosisaanpassing te besluiten, na een beoordeling van de mogelijke voordelen en risico’s voor de individuele patiënt (zie tabel 1 hierboven). Een stollingstest (zie rubriek 4.4) kan bijdragen aan het identificeren van patiënten met een verhoogd bloedingsrisico veroorzaakt door overmatige blootstelling aan dabigatran. Als een overmatige blootstelling aan dabigatran is vastgesteld bij patiënten met een hoog risico op bloedingen, wordt een verlaagde dosis van 220 mg aanbevolen, ingenomen als één capsule van 110 mg tweemaal per dag. Indien klinisch relevante bloedingen optreden, dient de behandeling onderbroken te worden.
Bij patiënten met gastritis, oesofagitis of gastrooesofageale reflux kan een dosisverlaging overwogen worden i.v.m. het verhoogde risico op majeure gastrointestinale bloedingen (zie tabel 1 hierboven en rubriek 4.4).
Verminderde nierfunctie
Het behandelen met dabigatran etexilaat van patiënten met een ernstig verminderde nierfunctie (CrCl < 30 ml/min) is gecontra‑indiceerd (zie rubriek 4.3).
Een dosisaanpassing is niet noodzakelijk bij patiënten met een licht verminderde nierfunctie (CrCl 50 ‑ ≤ 80 ml/min). Voor patiënten met een matig verminderde nierfunctie (CrCl 30‑50 ml/min) is de aanbevolen dosis dabigatran etexilaat ook 300 mg, ingenomen als één capsule van 150 mg tweemaal per dag. Voor patiënten met een hoog bloedingsrisico dient echter een verlaging van de dosis naar 220 mg dabigatran etexilaat ingenomen als één capsule van 110 mg tweemaal per dag te worden overwogen (zie rubriek 4.4 en 5.2). Nauwgezet klinisch toezicht wordt aanbevolen bij patiënten met een verminderde nierfunctie.
Gelijktijdig gebruik van dabigatran etexilaat met lichte tot matig sterke P‑glycoproteïneremmers (P‑gp‑remmers), d.w.z. amiodaron, kinidine of verapamil
Een dosisaanpassing voor gelijktijdig gebruik van amiodaron of kinidine is niet nodig (zie rubriek 4.4, 4.5 en 5.2).
Dosisverlagingen worden aanbevolen voor patiënten die gelijktijdig verapamil gebruiken (zie tabel 1 hierboven en rubriek 4.4 en 4.5). In deze situatie dienen dabigatran etexilaat en verapamil op hetzelfde tijdstip ingenomen te worden.
Gewicht
Een dosisaanpassing is niet noodzakelijk (zie rubriek 5.2), maar nauwgezet klinisch toezicht wordt aangeraden bij patiënten met een lichaamsgewicht < 50 kg (zie rubriek 4.4).
Geslacht
Een dosisaanpassing is niet noodzakelijk (zie rubriek 5.2).
Pediatrische patiënten
Er is geen relevante toepassing van dabigatran etexilaat bij pediatrische patiënten voor de indicatie van preventie van CVA en systemische embolie bij patiënten met NVAF.
Behandeling van VTE en preventie van recidiverende VTE bij pediatrische patiënten
Voor de behandeling van VTE bij pediatrische patiënten mag de behandeling pas worden ingesteld na een behandeling met een parenteraal antistollingsmiddel van ten minste 5 dagen. Ter preventie van recidiverende VTE moet de behandeling worden ingesteld na voorafgaande behandeling.
Dabigatran etexilaat‑capsules moeten tweemaal daags worden ingenomen, één dosis ’s ochtends en één dosis ’s avonds, elke dag op ongeveer hetzelfde tijdstip. Het doseringsinterval moet zo dicht mogelijk 12 uren benaderen.
De aanbevolen dosis dabigatran etexilaat‑capsules is gebaseerd op het gewicht en de leeftijd van de patiënt, zoals weergegeven in tabel 3. De dosis moet in de loop van de behandeling worden aangepast aan het gewicht en de leeftijd.
Voor gewichts‑ en leeftijdscombinaties die niet in de doseringstabel zijn opgenomen, kan geen doseringsadvies worden gegeven.
Tabel 3: Enkelvoudige en totale dagelijkse dosis dabigatran etexilaat in milligram (mg) volgens gewicht in kilogram (kg) en leeftijd in jaren van de patiënt
Gewichts‑/leeftijdscombinatie | Enkelvoudige dosis | Totale dagelijkse dosis | |
Gewicht in kg | Leeftijd in jaren | ||
11 tot < 13 | 8 tot < 9 | 75 | 150 |
13 tot < 16 | 8 tot < 11 | 110 | 220 |
16 tot < 21 | 8 tot < 14 | 110 | 220 |
21 tot < 26 | 8 tot < 16 | 150 | 300 |
26 tot < 31 | 8 tot < 18 | 150 | 300 |
31 tot < 41 | 8 tot < 18 | 185 | 370 |
41 tot < 51 | 8 tot < 18 | 220 | 440 |
51 tot < 61 | 8 tot < 18 | 260 | 520 |
61 tot < 71 | 8 tot < 18 | 300 | 600 |
71 tot < 81 | 8 tot < 18 | 300 | 600 |
> 81 | 10 tot < 18 | 300 | 600 |
Enkelvoudige doses waarvoor meer dan één capsule nodig is:
300 mg: twee capsules van 150 mg of
vier capsules van 75 mg
260 mg: één capsule van 110 mg plus één capsule van 150 mg of
één capsule van 110 mg plus twee capsules van 75 mg
220 mg: twee capsules van 110 mg
185 mg: één capsule van 75 mg plus één capsule van 110 mg
150 mg: één capsule van 150 mg of
twee capsules van 75 mg
Bepaling van de nierfunctie voor aanvang van en tijdens de behandeling
Voordat de behandeling wordt ingesteld, moet de geschatte glomerulaire filtratiesnelheid (eGFR) worden geschat met behulp van de formule van Schwartz (de methode voor creatininebepaling dient bij het plaatselijk laboratorium te worden gecontroleerd).
Het behandelen met dabigatran etexilaat van pediatrische patiënten met eGFR < 50 ml/min/1,73 m2 is gecontra‑indiceerd (zie rubriek 4.3).
Patiënten met een eGFR ≥ 50 ml/min/1,73 m2 moeten worden behandeld met de dosis volgens tabel 3.
Tijdens de behandeling dient de nierfunctie bepaald te worden in bepaalde klinische situaties waarbij verwacht wordt dat de nierfunctie kan afnemen of verslechteren (bijvoorbeeld bij hypovolemie, dehydratie en in het geval van gelijktijdig gebruik van bepaalde geneesmiddelen enz.).
Gebruiksduur
De duur van de behandeling moet na het afwegen van de voordelen en risico’s op de individuele patiënt worden afgestemd.
Vergeten dosis
Een vergeten dosis dabigatran etexilaat mag nog genomen worden tot 6 uur voor de volgende geplande dosis. Vanaf 6 uur voor de volgende geplande dosis dient de vergeten dosis overgeslagen te worden.
Er mag nooit een dubbele dosis genomen worden om een vergeten afzonderlijke dosis in te halen.
Het gebruik van dabigatran etexilaat staken
De behandeling met dabigatran etexilaat mag niet worden gestaakt zonder medisch advies. Patiënten of hun verzorgers dienen te worden geïnstrueerd contact op te nemen met de behandelend arts als zich gastro‑intestinale symptomen ontwikkelen, zoals dyspepsie (zie rubriek 4.8).
Omzetting van de behandeling
Omzetten van dabigatran etexilaat op parenterale anticoagulantia:
Het wordt aanbevolen 12 uur te wachten na de laatste dosis dabigatran etexilaat voordat wordt overgestapt op een parenteraal anticoagulans (zie rubriek 4.5).
Omzetten van parenterale anticoagulantia op dabigatran etexilaat:
De toediening van het parenterale antistollingsmiddel dient te worden gestaakt en er dient 0 tot 2 uur voordat de eerstvolgende dosis van de andere behandeling gepland was, of op het moment dat een continue behandeling wordt gestaakt (bijvoorbeeld intraveneuze ongefractioneerde heparine (UFH)) te worden gestart met dabigatran etexilaat (zie rubriek 4.5).
Omzetten van dabigatran etexilaat‑behandeling op vitamine K‑antagonisten (VKA):
Patiënten moeten 3 dagen voordat ze het gebruik van dabigatran etexilaat staken, starten met VKA.
Omdat dabigatran etexilaat invloed kan hebben op de International Normalised Ratio (INR), zal de INR het effect van VKA’s pas beter weergeven als dabigatran etexilaat gedurende ten minste 2 dagen is gestopt. Tot dan moeten de INRwaarden met voorzichtigheid worden geïnterpreteerd.
Omzetten van VKA op dabigatran etexilaat:
De behandeling met VKA dient gestopt te worden. Zodra de INR < 2,0 is, kan dabigatran etexilaat gegeven worden.
Wijze van toediening
Dit geneesmiddel is bedoeld voor oraal gebruik.
De capsules kunnen met of zonder voedsel worden ingenomen. De capsules moeten in hun geheel worden doorgeslikt met een glas water om afgifte in de maag te vergemakkelijken.
Patiënten dienen te worden geïnstrueerd de capsule niet te openen, omdat dit het risico op bloedingen kan verhogen (zie rubriek 5.2 en 6.6).
4.3 Contra‑indicaties
- Overgevoeligheid voor de werkzame stof of voor een van de in rubriek 6.1 vermelde hulpstoffen
- Ernstig verminderde nierfunctie (CrCl < 30 ml/min) bij volwassen patiënten
- eGFR < 50 ml/min/1,73 m2 bij pediatrische patiënten
- Actieve, klinisch significante bloeding
- Laesie of aandoening die als een significante risicofactor voor majeure bloedingen wordt beschouwd. Hiertoe kunnen behoren: bestaande of recente gastrointestinale ulceratie, aanwezigheid van maligne neoplasmata met een hoog risico op bloedingen, recent letsel aan hersenen of ruggenmerg, recente operatie van hersenen, ruggenmerg of ogen, recente intracraniële bloeding, bekende of vermoede oesofagusvarices, arterioveneuze malformaties, vasculaire aneurysma’s of ernstige intraspinale of intracerebrale vaatafwijkingen
- Gelijktijdige behandeling met andere anticoagulantia, zoals ongefractioneerde heparine (UFH), laagmoleculairgewicht heparines (LMWH, zoals enoxaparine, dalteparine enz.), heparinederivaten (fondaparinux enz.), orale anticoagulantia (warfarine, rivaroxaban, apixaban enz.), behalve onder specifieke omstandigheden. Dit betreft het omschakelen van antistollingsbehandeling (zie rubriek 4.2), wanneer UFH wordt gegeven in een dosis om een centraal veneuze of een arteriële katheter doorgankelijk te houden, of wanneer UFH wordt gegeven tijdens katheterablatie bij atriumfibrilleren (zie rubriek 4.5)
- Verminderde leverfunctie of leveraandoening die naar verwachting invloed heeft op de overleving
- Gelijktijdige behandeling met de volgende sterke P‑glycoproteïneremmers: systemisch ketoconazol, ciclosporine, itraconazol, dronedarone en de vaste dosis combinatie glecaprevir/pibrentasvir (zie rubriek 4.5)
- Patiënten met een kunsthartklep bij wie antistollingsbehandeling vereist is (zie rubriek 5.1).
4.8 Bijwerkingen
Samenvatting van het veiligheidsprofiel
Dabigatran etexilaat is geëvalueerd in klinische studies bij in totaal ongeveer 64.000 patiënten; daarvan werden ongeveer 35.000 patiënten behandeld met dabigatran etexilaat.
In totaal ondervond 22 % van de patiënten met atriumfibrilleren behandeld voor de preventie van CVA en systemische embolie (langetermijnbehandeling gedurende maximaal 3 jaar), 14 % van de patiënten behandeld voor DVT/PE en 15 % van de patiënten preventief behandeld voor recidiverende DVT/PE bijwerkingen.
De meest gemelde voorvallen zijn bloedingen. Deze kwamen voor bij ongeveer 16,6 % van de patiënten met atriumfibrilleren, die gedurende lange termijn behandeld werden ter preventie van CVA en systemische embolie, en 14,4 % van de volwassen patiënten die behandeld werden voor DVT/PE. Verder kwamen bloedingen voor bij 19,4 % van de patiënten in het DVT/PE‑preventieonderzoek RE‑MEDY (volwassen patiënten) en bij 10,5 % van de patiënten in het DVT/PE‑preventieonderzoek RE‑SONATE (volwassen patiënten).
Omdat de patiëntenpopulaties die behandeld zijn voor de drie indicaties niet vergelijkbaar zijn en bloedingsvoorvallen verdeeld zijn over meerdere systeem/orgaanklassen (SOC), is de samenvattende beschrijving van majeure en andere bloedingen opgedeeld per indicatie en weergegeven in onderstaande tabellen 12‑15.
Er kunnen majeure of ernstige bloedingen optreden, hoewel deze in klinisch onderzoek met lage frequentie zijn gerapporteerd. Deze bloedingen kunnen, ongeacht waar ze in het lichaam optreden, leiden tot invaliditeit, levensbedreigend zijn of zelfs een dodelijke afloop hebben.
Lijst van bijwerkingen in tabelvorm
Tabel 11 toont de bijwerkingen die zijn vastgesteld in studies en zijn gebleken uit gegevens na het in de handel brengen bij de indicaties: preventie van tromboembolische CVA en systemische embolie bij patiënten met atriumfibrilleren, DVT/PEbehandeling en bij preventie van DVT/PE. Ze zijn geclassificeerd naar systeem/orgaanklasse (SOC) en gerangschikt volgens de volgende frequentie‑indeling: zeer vaak (≥ 1/10), vaak (≥ 1/100, < 1/10), soms (≥ 1/1.000, < 1/100), zelden (≥ 1/10.000, < 1/1.000), zeer zelden (< 1/10.000), niet bekend (kan met de beschikbare gegevens niet worden bepaald).
Tabel 11: Bijwerkingen
| Frequentie | |
Systeem/orgaanklasse / Voorkeursterm | Preventie van CVA en systemische embolie bij patiënten met atriumfibrilleren | DVT/PE‑behandeling en ‑preventie |
Bloed en lymfestelselaandoeningen |
| |
Anemie | Vaak | Soms |
Verlaagd hemoglobine | Soms | Niet bekend |
Trombocytopenie | Soms | Zelden |
Verlaagde hematocriet | Zelden | Niet bekend |
Neutropenie | Niet bekend | Niet bekend |
Agranulocytose | Niet bekend | Niet bekend |
Immuunsysteemaandoeningen | ||
Overgevoeligheid voor het geneesmiddel | Soms | Soms |
Uitslag | Soms | Soms |
Pruritus | Soms | Soms |
Anafylactische reactie | Zelden | Zelden |
Angio‑oedeem | Zelden | Zelden |
Urticaria | Zelden | Zelden |
Bronchospasme | Niet bekend | Niet bekend |
Zenuwstelselaandoeningen | ||
Intracraniële bloeding | Soms | Zelden |
Bloedvataandoeningen | ||
Hematoom | Soms | Soms |
Bloeding | Soms | Soms |
Ademhalingsstelsel‑, borstkas‑ en mediastinumaandoeningen | ||
Epistaxis | Vaak | Vaak |
Hemoptoë | Soms | Soms |
Maagdarmstelselaandoeningen | ||
Gastrointestinale bloeding | Vaak | Vaak |
Buikpijn | Vaak | Soms |
Diarree | Vaak | Soms |
Dyspepsie | Vaak | Vaak |
Misselijkheid | Vaak | Soms |
Rectale bloeding | Soms | Vaak |
Hemorroïdale bloeding | Soms | Soms |
Gastro‑intestinale zweer, waaronder oesofagus‑ulcera | Soms | Soms |
Gastro‑oesofagitis | Soms | Soms |
Gastrooesofageale refluxziekte | Soms | Soms |
Braken | Soms | Soms |
Dysfagie | Soms | Zelden |
Lever‑ en galaandoeningen | ||
Abnormale leverfunctie / abnormale leverfunctietest | Soms | Soms |
Toegenomen alanineaminotransferase | Soms | Soms |
Toegenomen aspartaataminotransferase | Soms | Soms |
Verhoogde leverenzymen | Zelden | Soms |
Hyperbilirubinemie | Zelden | Niet bekend |
Huid‑ en onderhuidaandoeningen | ||
Huidbloeding | Vaak | Vaak |
Alopecia | Niet bekend | Niet bekend |
Skeletspierstelsel‑ en bindweefselaandoeningen | ||
Hemartrose | Zelden | Soms |
Nier‑ en urinewegaandoeningen | ||
Urogenitale bloeding, met inbegrip van hematurie | Vaak | Vaak |
Algemene aandoeningen en toedieningsplaatsstoornissen | ||
Bloeding op de plaats van de injectie | Zelden | Zelden |
Bloeding op de plaats van de katheter | Zelden | Zelden |
Letsels, intoxicaties en verrichtingscomplicaties | ||
Traumatische bloeding | Zelden | Soms |
Bloeding op de plaats van de incisie | Zelden | Zelden |
Beschrijving van geselecteerde bijwerkingen
Bloedingsreacties
Vanwege het farmacologische werkingsmechanisme kan het gebruik van dabigatran etexilaat gepaard gaan met een verhoogd risico op verborgen of manifeste bloedingen van weefsels of organen. De tekenen, symptomen en ernst (waaronder een fatale afloop) variëren afhankelijk van de locatie en de mate en de omvang van de bloeding en/of anemie. In de klinische onderzoeken werden bloedingen van het slijmvlies (bijvoorbeeld gastrointestinaal, urogenitaal) vaker gezien bij langdurige behandelingen met dabigatran etexilaat in vergelijking met VKAbehandeling. Derhalve zijn naast een adequaat klinisch toezicht, laboratoriumtesten van hemoglobine/hematocriet waardevol om verborgen bloedingen te detecteren. Het risico op bloedingen kan in sommige patiëntengroepen verhoogd zijn, bijvoorbeeld bij patiënten met een matig verminderde nierfunctie en/of een gelijktijdige behandeling die de hemostase beïnvloedt of gelijktijdige behandeling met sterke Pglycoproteïneremmers (zie rubriek 4.4 Risico op bloedingen). Bloedingscomplicaties kunnen zich presenteren als zwakte, bleekheid, duizeligheid, hoofdpijn of onverklaarde zwelling, dyspneu en onverklaarde shock.
Bekende bloedingscomplicaties zoals compartimentsyndroom en acuut nierfalen als gevolg van hypoperfusie en anticoagulans-gerelateerde nefropathie bij patiënten met daarvoor gevoelige risicofactoren zijn gemeld met dabigatran etexilaat. Om die reden dient de mogelijkheid van een bloeding in overweging te worden genomen bij de beoordeling van de toestand van een antistollingspatiënt. In geval van oncontroleerbare bloeding is er voor volwassen patiënten een specifiek antidotum voor dabigatran, idarucizumab, beschikbaar (zie rubriek 4.9).
Preventie van CVA en systemische embolie bij volwassen patiënten met niet‑valvulair atriumfibrilleren, met één of meer risicofactoren (CVA‑preventie bij AF)
Tabel 12 toont voorvallen van bloeding opgedeeld in majeure en andere bloedingen in de kernstudie naar de preventie van CVA en systemische embolie bij patiënten met atriumfibrilleren.
Tabel 12: Voorvallen van bloeding in een studie naar de preventie van CVA en systemische embolie bij patiënten met atriumfibrilleren
| Dabigatran etexilaat 110 mg tweemaal per dag | Dabigatran etexilaat 150 mg tweemaal per dag | Warfarine |
Gerandomiseerde patiënten | 6.015 | 6.076 | 6.022 |
Majeure bloeding | 347 (2,92 %) | 409 (3,40 %) | 426 (3,61 %) |
Intracraniële bloeding | 27 (0,23 %) | 39 (0,32 %) | 91 (0,77 %) |
Gastrointestinale bloeding | 134 (1,13 %) | 192 (1,60 %) | 128 (1,09 %) |
Fatale bloeding | 26 (0,22 %) | 30 (0,25 %) | 42 (0,36 %) |
Mineure bloeding | 1.566 (13,16 %) | 1.787 (14,85 %) | 1.931 (16,37 %) |
Alle bloedingen | 1.759 (14,78 %) | 1.997 (16,60 %) | 2.169 (18,39 %) |
Gerandomiseerde patiënten die behandeld werden met 110 mg dabigatran etexilaat tweemaal per dag of 150 mg tweemaal per dag, liepen een significant lager risico op levensbedreigende bloedingen en intracraniële bloedingen in vergelijking met patiënten die behandeld werden met warfarine [p < 0,05]. Beide doseringen dabigatran etexilaat gaven ook een statistisch significant lagere totale incidentie van bloedingen. Gerandomiseerde patiënten die behandeld werden met 110 mg dabigatran etexilaat tweemaal per dag, liepen een significant lager risico op majeure bloedingen vergeleken met patiënten die behandeld werden met warfarine (hazardratio 0,81 [p = 0,0027]). Gerandomiseerde patiënten die behandeld werden met 150 mg dabigatran etexilaat tweemaal per dag, liepen een significant hoger risico op majeure gastrointestinale bloedingen vergeleken met patiënten die behandeld werden met warfarine (hazardratio 1,48 [p = 0,0005]). Dit effect werd voornamelijk waargenomen bij patiënten ≥ 75 jaar.
Het klinische voordeel van dabigatran in vergelijking met warfarine ten aanzien van de preventie van CVA en systemische embolie en de afname van het risico op intracraniële bloedingen wordt behouden over verschillende subgroepen, bijvoorbeeld nierfunctiestoornis, leeftijd, gelijktijdig gebruik van andere geneesmiddelen, zoals antistollingsmiddelen of P‑gp‑remmers. Hoewel bepaalde subgroepen van patiënten een verhoogd risico hebben op majeure bloedingen wanneer ze behandeld worden met een antistollingsmiddel, is het overmatige risico op bloedingen bij dabigatran te wijten aan gastrointestinale bloedingen, die meestal zijn waargenomen in de eerste 3‑6 maanden na aanvang van de behandeling met dabigatran etexilaat.
Behandeling van DVT en PE en preventie van recidiverende DVT en PE bij volwassenen (DVT/PEbehandeling)
Tabel 13 toont de bloedingen in de gepoolde kernonderzoeken RE‑COVER en RE‑COVER II naar behandeling van DVT en PE. In de gepoolde onderzoeken waren de primaire eindpunten op het gebied van veiligheid (majeure bloeding, majeure of klinisch relevante bloeding en alle bloedingen) significant lager dan met warfarine op een nominaal alfaniveau van 5 %.
Tabel 13: Bloedingen in de onderzoeken RE‑COVER en RE‑COVER II naar de behandeling van DVT en PE
| Dabigatran etexilaat 150 mg tweemaal daags | Warfarine | Hazardratio vs. warfarine |
Patiënten in de veiligheidsanalyse | 2.456 | 2.462 |
|
Majeure bloedingen | 24 (1,0 %) | 40 (1,6 %) | 0,60 (0,36; 0,99) |
Intracraniële bloeding | 2 (0,1 %) | 4 (0,2 %) | 0,50 (0,09; 2,74) |
Majeure gastro-intestinale bloeding | 10 (0,4 %) | 12 (0,5 %) | 0,83 (0,36; 1,93) |
Levensbedreigende bloeding | 4 (0,2 %) | 6 (0,2 %) | 0,66 (0,19; 2,36) |
Majeure bloedingen/klinisch relevante bloedingen | 109 (4,4 %) | 189 (7,7 %) | 0,56 (0,45; 0,71) |
Alle bloedingen | 354 (14,4 %) | 503 (20,4 %) | 0,67 (0,59; 0,77) |
Alle gastrointestinale bloedingen | 70 (2,9 %) | 55 (2,2 %) | 1,27 (0,90; 1,82) |
De bloedingen werden voor beide behandelingen geteld vanaf de eerste inname van dabigatran etexilaat of warfarine na afloop van de parenterale behandeling (periode alleen orale behandeling). Dit omvat alle bloedingen die optraden tijdens behandeling met dabigatran etexilaat. Alle bloedingen die optraden tijdens behandeling met warfarine zijn hierbij opgenomen, behalve de bloedingen tijdens de overlapperiode tussen warfarine en parenterale behandeling.
Tabel 14 geeft de bloedingen weer in het kernonderzoek RE‑MEDY naar de preventie van DVT en PE. Sommige bloedingen (majeure bloedingen/klinisch relevante bloedingen; alle bloedingen) waren significant lager bij een nominaal alfaniveau van 5 % bij patiënten die dabigatran etexilaat kregen in vergelijking met die patiënten die warfarine kregen.
Tabel 14: Bloedingen in het onderzoek RE‑MEDY naar de preventie van DVT en PE
| Dabigatran etexilaat | Warfarine | Hazardratio (HR) vs. warfarine |
Behandelde patiënten | 1.430 | 1.426 |
|
Majeure bloedingen | 13 (0,9 %) | 25 (1,8 %) | 0,54 (0,25; 1,16) |
Intracraniële bloeding | 2 (0,1 %) | 4 (0,3 %) | Niet te berekenen* |
Majeure gastro-intestinale bloeding | 4 (0,3 %) | 8 (0,5 %) | Niet te berekenen* |
Levensbedreigende bloeding | 1 (0,1 %) | 3 (0,2 %) | Niet te berekenen* |
Majeure bloedingen/klinisch relevante bloedingen | 80 (5,6 %) | 145 (10,2 %) | 0,55 (0,41; 0,72) |
Alle bloedingen | 278 (19,4 %) | 373 (26,2 %) | 0,71 (0,61; 0,83) |
Alle gastrointestinale bloedingen | 45 (3,1 %) | 32 (2,2 %) | 1,39 (0,87; 2,20) |
*HR niet te schatten omdat er in geen van beide cohorten/behandelgroepen een bloeding optrad.
Tabel 15 geeft de bloedingen weer in het kernonderzoek RESONATE naar de preventie van DVT en PE. De incidentie van majeure bloedingen/klinisch relevante bloedingen en de incidentie alle bloedingen was significant lager bij een nominaal alfaniveau van 5 % bij patiënten die placebo kregen in vergelijking met de patiënten die dabigatran etexilaat kregen.
Tabel 15: Bloedingen in het onderzoek RE‑MEDY naar de preventie van DVT en PE
| Dabigatran etexilaat | Placebo | Hazardratio (HR) vs. placebo |
Behandelde patiënten | 684 | 659 |
|
Majeure bloedingen | 2 (0,3 %) | 0 | Niet te berekenen* |
Intracraniële bloeding | 0 | 0 | Niet te berekenen* |
Majeure gastrointestinale bloeding | 2 (0,3 %) | 0 | Niet te berekenen* |
Levensbedreigende bloeding | 0 | 0 | Niet te berekenen* |
Majeure bloedingen/klinisch relevante bloedingen | 36 (5,3 %) | 13 (2,0 %) | 2,69 (1,43; 5,07) |
Alle bloedingen | 72 (10,5 %) | 40 (6,1 %) | 1,77 (1,20; 2,61) |
Alle gastrointestinale bloedingen | 5 (0,7 %) | 2 (0,3 %) | 2,38 (0,46; 12,27) |
*HR niet te schatten omdat er in geen van beide behandelgroepen een bloeding optrad.
Agranulocytose en neutropenie
Agranulocytose en neutropenie zijn zeer zelden gemeld tijdens gebruik na goedkeuring van dabigatran etexilaat. Omdat bijwerkingen postmarketing zijn gemeld, van een populatie waarvan de grootte niet zeker is, is het niet mogelijk om de frequentie ervan op betrouwbare wijze vast te stellen. De meldingsfrequentie werd geschat op 7 voorvallen per 1 miljoen patiëntjaren voor agranulocytose en 5 voorvallen per 1 miljoen patiëntjaren voor neutropenie.
Pediatrische patiënten
De veiligheid van dabigatran etexilaat bij de behandeling van VTE en preventie van recidiverende VTE bij pediatrische patiënten is onderzocht in twee fase III‑onderzoeken (DIVERSITY en 1160.108). In totaal werden 328 pediatrische patiënten behandeld met dabigatran etexilaat. De patiënten kregen een aan de leeftijd en het gewicht aangepaste dosis van een voor hun leeftijd geschikte formulering van dabigatran etexilaat.
In het algemeen wordt verwacht dat het veiligheidsprofiel bij kinderen gelijk is aan dat bij volwassenen.
In totaal ondervond 26 % van de pediatrische patiënten die behandeld werden met dabigatran etexilaat voor VTE en voor preventie van recidiverende VTE, bijwerkingen.
Lijst van bijwerkingen in tabelvorm
In tabel 16 worden de bijwerkingen weergegeven die zijn waargenomen in de studies bij de behandeling van VTE en preventie van recidiverende VTE bij pediatrische patiënten. Ze zijn geclassificeerd naar systeem/orgaanklasse (SOC) en gerangschikt volgens de volgende frequentie‑indeling: zeer vaak (≥ 1/10), vaak (≥ 1/100, < 1/10), soms (≥ 1/1.000, < 1/100), zelden (≥ 1/10.000, < 1/1.000), zeer zelden (< 1/10.000), niet bekend (kan met de beschikbare gegevens niet worden bepaald).
Tabel 16: Bijwerkingen
| Frequentie |
Systeem/orgaanklasse / Voorkeursterm | Behandeling van VTE en preventie van recidiverende VTE bij pediatrische patiënten |
Bloed en lymfestelselaandoeningen | |
Anemie | Vaak |
Verlaagd hemoglobine | Soms |
Trombocytopenie | Vaak |
Verlaagde hematocriet | Soms |
Neutropenie | Soms |
Agranulocytose | Niet bekend |
Immuunsysteemaandoeningen | |
Overgevoeligheid voor het geneesmiddel | Soms |
Uitslag | Vaak |
Pruritus | Soms |
Anafylactische reactie | Niet bekend |
Angiooedeem | Niet bekend |
Urticaria | Vaak |
Bronchospasme | Niet bekend |
Zenuwstelselaandoeningen | |
Intracraniële bloeding | Soms |
Bloedvataandoeningen | |
Hematoom | Vaak |
Bloeding | Niet bekend |
Ademhalingsstelsel, borstkas en mediastinumaandoeningen | |
Epistaxis | Vaak |
Hemoptoë | Soms |
Maagdarmstelselaandoeningen | |
Gastrointestinale bloeding | Soms |
Buikpijn | Soms |
Diarree | Vaak |
Dyspepsie | Vaak |
Misselijkheid | Vaak |
Rectale bloeding | Soms |
Hemorroïdale bloeding | Niet bekend |
Gastrointestinale zweer, waaronder oesofagusulcera | Niet bekend |
Gastrooesofagitis | Soms |
Gastrooesofageale refluxziekte | Vaak |
Braken | Vaak |
Dysfagie | Soms |
Lever en galaandoeningen | |
Abnormale leverfunctie / abnormale leverfunctietest | Niet bekend |
Toegenomen alanineaminotransferase | Soms |
Toegenomen aspartaataminotransferase | Soms |
Verhoogde leverenzymen | Vaak |
Hyperbilirubinemie | Soms |
Huid en onderhuidaandoeningen | |
Huidbloeding | Soms |
Alopecia | Vaak |
Skeletspierstelsel en bindweefselaandoeningen | |
Hemartrose | Niet bekend |
Nier en urinewegaandoeningen | |
Urogenitale bloeding, met inbegrip van hematurie | Soms |
Algemene aandoeningen en toedieningsplaatsstoornissen | |
Bloeding op de plaats van de injectie | Niet bekend |
Bloeding op de plaats van de katheter | Niet bekend |
Letsels, intoxicaties en verrichtingscomplicaties | |
Traumatische bloeding | Soms |
Bloeding op de plaats van de incisie | Niet bekend |
Bloedingsreacties
In de twee fase III‑onderzoeken bij de indicatie behandeling van VTE en preventie van recidiverende VTE bij pediatrische patiënten hadden in totaal 7 patiënten (2,1 %) een majeure bloeding, 5 patiënten (1,5 %) een klinisch relevante niet‑majeure bloeding en 75 patiënten (22,9 %) een mineure bloeding. In het algemeen was de frequentie van bloedingsvoorvallen hoger in de oudste leeftijdsgroep (12 tot < 18 jaar: 28,6 %) dan in de jongere leeftijdsgroepen (geboorte tot < 2 jaar: 23,3 %; 2 tot < 12 jaar: 16,2 %). Majeure of ernstige bloeding, ongeacht waar ze in het lichaam optreden, kunnen leiden tot invaliditeit, kunnen levensbedreigend zijn of zelfs een dodelijke afloop hebben.
Melding van vermoedelijke bijwerkingen
Het is belangrijk om na toelating van het geneesmiddel vermoedelijke bijwerkingen te melden. Op deze wijze kan de verhouding tussen voordelen en risico’s van het geneesmiddel voortdurend worden gevolgd. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht alle vermoedelijke bijwerkingen te melden via:
België
Federaal agentschap voor geneesmiddelen en gezondheidsproducten - Afdeling Vigilantie.
Postbus 97, B-1000 Brussel Madou
Website: www.eenbijwerkingmelden.be
e-mail: adr@fagg.be
Luxemburg
Centre Régional de Pharmacovigilance de Nancy ou Division de la pharmacie et des médicaments de la Direction de la santé
Website: www.guichet.lu/pharmacovigilance
7. HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
Boehringer Ingelheim International GmbH
Binger Str. 173
55216 Ingelheim am Rhein
Duitsland
8. NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/08/442/009
EU/1/08/442/010
EU/1/08/442/011
EU/1/08/442/012
EU/1/08/442/013
EU/1/08/442/016
EU/1/08/442/019
10. DATUM VAN HERZIENING VAN DE TEKST
12/12/2023
Gedetailleerde informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees Geneesmiddelenbureau http://www.ema.europa.eu.
PRIJZEN
CNK code | Verpakking | ATC5 code | Prijs | Af-fabriek prijs | Voorschriftplichtig | Remgeld reguliere tegemoetkoming | Remgeld verhoogde tegemoetkoming |
---|---|---|---|---|---|---|---|
2762714 | PRADAXA 150 MG HARDE CAPS 60 | B01AE07 | € 30,9 | - | Ja | € 7,95 | € 4,73 |
2762722 | PRADAXA 150 MG HARDE CAPS 180 | B01AE07 | € 77,27 | - | Ja | € 15,5 | € 10,2 |